Veelgestelde vragen over Klasse 0-luchtcompressoren

Deel 2 van de test meet aerosols en vloeistoffen. Er kan worden getest via de deelstroommethode (B2) of doorstroommethode (B1) (zie hieronder). Deel 5 van de test meet alleen damp. Beide testmethoden zijn nodig voor de certificatie voor ISO 8573 KLASSE 0. Dit betekent dat alle drie vormen van olievervuiling – aerosol, damp en vloeibaar – moeten worden gemeten.

Beide methoden zijn acceptabel voor metingen van aerosols en vloeistof conform ISO 8573-1 deel 2. Bij de B2-methode wordt alleen het midden van de luchtstroming getest. Olie-aerosols worden geregistreerd, maar olie die aan de pijpwand blijft kleven (wandstroom) wordt niet opgespoord. De meeste fabrikanten van luchtcompressoren kiezen nog altijd liever voor deze minder strenge methode. De B1-methode onderzoekt de volledige luchtstroming om zowel aerosols als wandstroom te meten. Deze omvangrijke testmethode werd bij de olievrije luchtcompressoren van Atlas Copco gebruikt. Toch werden er geen sporen van olie in de uitgaande luchtstroom aangetroffen.

Deze oplossing wordt vaak "technisch olievrije lucht" genoemd. Zelfs onder optimale omstandigheden en met verschillende fasen van olieverwijdering kan de luchtkwaliteit met betrekking tot olie niet worden gegarandeerd. Bij oliegeïnjecteerde compressoren kunt u de kwaliteit van de perslucht op een minimaal acceptabel niveau brengen met behulp van apparatuur voor luchtkoeling en verschillende fasen van olieverwijdering met meerdere componenten.

Een defect aan een van deze componenten, of onvoldoende onderhoud, kan tot gevolg hebben dat het proces door olie verontreinigd wordt. Bij oliegeïnjecteerde compressoren is er altijd een risico op verontreiniging en de mogelijkheid van ernstige gevolgen voor het bedrijf.

Een van de aspecten die de efficiëntie en zuiverheid van persluchtsystemen beïnvloedt, is de temperatuur. Bij het gebruik van oliegeïnjecteerde compressoren met oliefilters kan de olieoverdracht door het filter exponentieel toenemen afhankelijk van de temperatuur bij het filter. Als de omgevingstemperatuur in de compressorruimte toeneemt tot 30 °C, kan de temperatuur van de uitgaande perslucht op 40 °C liggen met een olieoverdracht die 20 keer hoger is dan de gespecificeerde waarde. Deze temperaturen zijn niet ongebruikelijk, zelfs niet in landen met koudere klimaten, waar de temperatuur in de compressorruimte veel hoger ligt dan daar buiten.

Temperaturen kunnen ook een toename in het dampgehalte van de perslucht veroorzaken, die tot het eindproduct kan achterblijven. Bovendien verkorten hoge temperaturen de levensduur van actieve-koolfilters. Een toename in temperatuur van 20 °C naar 40 °C kan de levensduur van het filter tot wel 90% verlagen. Het kan zelfs gebeuren dat het actieve-koolfilter de gebruiker niet waarschuwt als het verzadigd is, waardoor er olie in het bedrijfsproces stroomt. Bij Atlas Copco’s olievrije compressoren is de luchtkwaliteit niet temperatuurafhankelijk.

De omgevingslucht bevat zeer kleine sporen van olie uit auto's en industriële bronnen. Echter in vervuilde gebieden is het oliegehalte meestal niet hoger dan 0,003 mg/m3. Dit wordt bevestigd door tests van de TÜV die zijn uitgevoerd vlak bij een fabriek met zware machines (inclusief machines die draaien, pletten, schuren en boren).

Er bevonden zich ook zwaar verkeer en een vuilverbrander in de omgeving. Als deze lucht door een olievrije compressor wordt aangezogen, wordt dit extreem geringe oliegehalte bijna volledig weggespoeld door het condensaat in de tussenkoeler en nakoeler, waardoor er zuivere, olievrije lucht wordt verkregen voor uw proces.